De Duitsers hadden ter voorkoming van een landing, zoals in Normandië plaatsvond, de kust, ook bij Harlingen, op vele manieren "beschermd".
Een landing bij de Harlinger haven leek aannemelijk en daarom werd de stad aan de landzijde omgeven met Luftlande-hindernisse (obstakels die het landen van vliegtuigen onmogelijk maakten), Panzer-sperren (tankmuren) en mijnenvelden. Ook kon de spoorlijn worden gesloten.
Bij de ‘bescherming” aan de zeezijde werden onder meer 'Vorstrand Hindernisse', een constructie met drie poten van beton en ijzer waarop een ijzeren spiraalpunt was geplaatst, gebruikt. Deze "driepoten" werden in de zee geplaatst en staken bij eb boven het water uit maar waren bij vloed (hoog water) niet te zien. De bedoeling was dat bij een eventuele invasie de geallieerde landingsboten hierop vast zouden lopen.
Op deze plaats was een opslagplaats van deze driepoten op de haven.
Harlingers waren, ondanks de waarschuwingsborden ter plaatse, kennelijk niet zo onder de indruk van de mijnenvelden. Reden voor de NSB burgemeester door middel van aanplakbiljetten in de stad er voor te waarschuwen en met hechtenis te dreigen bij overtreden van het verbod om de gebieden te betreden.
Harlingen werd in de oorlog ook regelmatig door de Duitsers van de buitenwereld afgesloten, bijvoorbeeld als de Duitsers een landing of parachutisten verwachtten.
Am 16. April war der größte Teil von Friesland befreit. Aber einige wichtige Ziele der Kanadier waren noch nicht erreicht. Sie wollten so schnell wie möglich die friesischen Häfen und die Spitze des Abschlussdeichs von den Deutschen erobern. Um dies zu erreichen, mussten sie noch hart kämpfen. Sowohl die Häfen als auch der Abschlussdeich wurden von deutschen Soldaten zur Flucht nach Nordholland genutzt.
Wie anderswo in Friesland wurden die Kanadier von Widerstandskämpfern der niederländischen Inlandsstreitkräfte (NBS) unterstützt. In der Nähe von Makkum hatten sie mehrere Verluste zu beklagen. Am 16. April wurden Schelte Bruinsma und Simon Sipma getötet, als sie aus einem Bauernhaus, in dem sich deutsche Soldaten verschanzt hatten, unter Beschuss gerieten. Am nächsten Tag versuchte eine andere Gruppe, eine Brücke unter Makkum zu besetzen. Sie wurden jedoch von den Deutschen entdeckt, und bei dem darauffolgenden Feuergefecht wurden Rinnert Anema, Roelof van der Meer und Hendrik Postma getötet. Makkum wurde am 18. April befreit und war damit eines der letzten befreiten Dörfer in Friesland.
Das Denkmal an der Buren in Makkum wurde 1952 zum Gedenken an die Angehörigen der Inlandsstreitkräfte enthüllt, die in den Befreiungskämpfen um das Dorf gefallen sind.