Vernielingen om de opmars van de geallieerden te vertragen
Vernielingen om de opmars van de geallieerden te vertragen
Op zondag 15 april begonnen de Duitsers diverse vernielingen uit te voeren om de opmars van de geallieerden te vertragen. Daarbij werden bruggen opgeblazen en schepen tot zinken gebracht.
In Harlingenwaren ruim vierhonderd Duitse soldaten achtergebleven die het bevel kregen de stad te verdedigen tegen de oprukkende Canadese troepen. Op 15 april begonnen ze met het uitvoeren van de vernielingen. De bruggen in de Midlummerweg over de Ried, de Kimswerderweg over de Bolswardervaart en de spoorbrug over de Achlumervaart werden opgeblazen.
De bezetter bracht schepen tot zinken in de Havenmond en in de Nieuwe Willemshaven om scheepvaart vanaf de Waddenzee te bemoeilijken. Ook de motoren van de scheepswerf, de kranen en de drijvende bok werden vernield. De werf en de haveninstallaties zelf bleven wel gespaard.
Om de opmars over het binnenwater te vertragen werden in de Zuiderhaven voor de Kleine Sluis en in de Noorderhaven voor de Grote Sluis eveneens schepen tot zinken gebracht. Deze sluizen waren de enige toegangen van het achterland van Friesland over het water naar de Waddenzee. Het nu bestaande Van Harinxmakanaal en de Tjerk Hiddessluizen zijn pas na de oorlog aangelegd. Tot slot werden ook bij de Havenbrug en de Prins Hendrikbrug verschillende schepen in de grond geboord. Al met al waren er in Harlingen door de bezetter zeventien vaartuigen afgezonken.
Dat de vernielingen veel groter hadden kunnen zijn blijkt uit de verklaring van de tooenmalige Hafenkapitän Leutnant zur See dr. Hans Günter Heinze in 1983 waarin hij hierover heeft verklaard:
“Ich habe übrigens später als Hafenkapitän von Harlingen dafür sorgen können, dass dort die Kaimauern nicht wie vorgesehen gesprengt wurden, sondern nur als kleineres Übel ein paar Kahnne dort versenkt würden, und ein Schiff in der Hafeneinfahrt.
Auch wollte der Kommandeur der dortigen Marine-Artillerie, als Orts-Kommandeur dort, noch den Wasserturm sprengen und die Schleussen, um ganz Friesland, wie er meinte, unter Wasser zu setzen. Erst auf meinen Einwand, ob er wWohl meine, dass die Kanadier dann aus Furcht vor dem Verdursten den Vormarsch einstellen würden, und dass er, wenn er den kühnen Plan habe, durch die kleinen Schleussen ganz Friesland unter Wasser zu setzen, dass er doch dann die Schleussen intakt lassen müsse, um sie bei Ebbe zu schlieβen, unterblieb der ganze Spuk. Zur Richtigstellung, er wollte nur die Umgebung von Harlingen unter Wasser zur Verteidigung der Stadt setzen, wusste aber gar nicht, daβ das Hinterland ein groβer, Friesland umfassender, Polder ist.”.
Bij de Canadese artilleriebeschieting van Harlingen op 16 april was ook de haven een belangrijk doelwit omdat hier nog Duits geschut stond opgesteld. De sleepboot “Edzo Jan” waarmee de Hafenkapitän en enkele andere Duitsers probeerden te ontvluchten werd vanuit tijdens de bevrijding vanuit de lucht ontdekt en door Canadese artilleriebeschietingen geraakt. Daarbij vielen aan boord enkele doden en het schip keerde daarna naar de haven terug.
Duitse krijgsgevangen via Harlingen afgevoerd naar Duitsland
Duitse krijgsgevangen via Harlingen afgevoerd naar Duitsland
Op dit punt lag vroeger de Postbootsteiger. De aanlegplaats voor de veerdienst naar Vlieland en Terschelling. Deze veerdienst werd tijdens de oorlog 'gewoon' gebruikt. De haven van Harlingen werd na de oorlog gebruikt om Duitse krijgsgevangenen af te voeren naar Duitsland.
Veel Duitse militairen zijn in de laatste dagen voor de bevrijding via Harlingen gevlucht naar Noord-Holland, dat onderdeel was van “Festung Holland”. Dat gebeurde te voet en met rij- en voertuigen via de Afsluitdijk, maar ook met schepen via de haven van Harlingen.
Na de capitulatie van Nazi-Duitsland werd de haven gebruikt om Duitse krijgsgevangenen uit Noord-Holland naar Duitsland af te voeren. Friesland lag op de route. Van de circa 140.000 krijgsgevangen werden er op 21 mei ongeveer 25.000 met schepen en landingsvaartuigen vanuit Den Helder naar Harlingen overgebracht.
Het merendeel van de krijgsgevangenen werd vanaf 25 mei 1945 tot en met 5 juni 1945 in grote groepen over de Afsluitdijk naar Friesland geleid onder escorte van Canadese eenheden. In het gebied tussen Zurig, Witmarsum en Pingjum werd er een rustpauze ingelast. Daarna werd de voettocht hervat via Bolsward, Sneek, Akkrum, Beetsterzwaag, Siegerswoude en Bakkeveen richting Duitsland.
De Harlinger haven werd ook gebruikt om Nederlandse collaborateurs, die naar Terschelling waren gevlucht, door te sturen naar de verschillende interneringkampen. Zo werd op deze plek werd ook de naar Terschelling gevluchte NSB-burgemeester van Harlingen P.J.E. Dekker, weer aan wal gebracht.