Locaties
1171 t/m 1186 van 1186 resultaten
-
Ook doden onder de burgers bij de bevrijding
Ook doden onder de burgers bij de bevrijding
Als gevolg van de beschietingen en gevechten bij de bevrijding door de Canadezen waren er helaas slachtoffers te betreuren.
Voordat de Canadese infanteristen de aanval op Harlingen konden inzetten, moet eerst het geschut, waaronder veel licht Flak geschut, worden uitgeschakeld. Hiertoe werd in de avond van maandag 16 april begonnen met artilleriebeschietingen.
De beschietingen konden vrij nauwkeurig worden uitgevoerd omdat het verzet tekeningen had gemaakt waarop alle Duitse stellingen en bezette gebouwen stonden aangegeven.
Desondanks zijn er ook een aantal burgerwoningen getroffen. Zo werd een woning in de Dokstraat totaal vernield. Gelukkig vielen daarbij geen gewonden. Maar er waren door de beschietingen ook burgerslachtoffers te betreuren. In totaal waren er daardoor vijf burgerdoden. Een daarvan was de 7-jarige Jacob Christiaan (Japie) Kuijper, die met zijn ouders woonde aan de Weeshuisstraat.
Ook de drukkerij met bovenwoning van de familie Van Vliet op de Lanen 21 werd getroffen. Daarbij zijn Wieger Pieter van Vliet, volgens de overlijdensakte 22 jaar en drukker, en zijn broer Pieter Wieger van Vliet, volgens de akte 24 jaar en medisch student, omgekomen. In de woning was ook de 20-jarige G. Zijlstra aanwezig. Hij raakte gewond en moest daardoor een voet missen.
De 24-jarige Petronella (Nelly) Nota, die aan de Trekweg buiten Harlingen woonde, raakte bij de beschietingen tussen de Canadezen en de Duitsers ernstig gewond en overleed later aan haar verwondingen.
En dag eerder (15 april) hadden de Duitsers na sabotageacties in Herbaijum granaten afgevuurd richting Kiesterzijl. Daarbij kwamen ook enkele granaten in Midlum terecht. Hierbij raakte de 31-jarige timmerman Lodewijk Tichelaar gewond en hij overleed enkele dagen later.
Bij de bevrijding van Harlingen zijn ook zeker negen Duitsers gesneuveld. Aan de Canadese zijde waren er alleen enkele (licht)gewonden.
-
Klokken uit de Harlinger torens gestolen
Klokken uit de Harlinger torens gestolen
Tijdens de oorlog werden zijn er door de bezetter duizenden Nederlandse carillons en kerkklokken uit de torens gestolen. De meeste klokken werden omgesmolten en het metaal werd gebruikt in de Duitse oorlogsindustrie. De helft van alle gestolen klokken bleef gelukkig bewaard en kwam terug naar de torens in de dorpen en steden.
Vanaf het begin van de Duitse bezetting in 1940 mochten de klokken niet meer geluid worden.
In juni 1941 werd een bevel uitgevaardigd dat metalen voorwerpen zoals lood, koper en tin moesten worden ingeleverd, maar o.a. kerkklokken vielen daar toen niet onder. Omdat in de loop van de oorlog de metalen zeer schaars werden, werd die uitzondering in de herfst van 1942 ingetrokken. Op onttrekking stond een sanctie oplopend tot een gevangenisstraf van 5 jaar.In totaal zijn in Nederland 6700 klokken uit hun torens gehaald.
Op 11 maart 1943 werden de klokken uit de toen van de R.K. kerk gehaald. 12 maart volgden de klokken van de Raadhuistoren en op 12 april onderging de klok van de N.H. kerk hetzelfde lot.De klok van het vroegere kantongerechtsgebouw, in de Volksmond het “Havenmantsje”, was al eerder verdwenen toen het door de Duitsers bovenste stuk van de toren werd gesloopt.
Na de oorlog bleek dat niet alle klokken al waren omgesmolten. 150 klokken van allerlei formaat en uit heel Friesland werden op zondag 18 november 1945 weer aangevoerd in de haven van Harlingen. Maandags werd dit historische feit op plechtige wijze herdacht. En, zoals gebruikelijk, voerde een rij aan sprekers daarbij het woord.
De klok van het “Havenmantsje”, daterend uit 1562, is in 1947 in Frankrijk (!) aangetroffen en is nadien weer teruggeplaatst.
Uiteindelijk bleek dat alleen de klokken van de RK Kerk al waren omgesmolten. Voor dit verlies was een schadevergoeding per kilo vastgesteld en zo werd voor deze geroofde klokken een schadevergoeding van ƒ 3117,- betaald, vermeerderd met ƒ 590,90 rente, bij lange na niet genoeg om nieuwe klokken van te laten gieten.
-
Duitse krijgsgevangen via Harlingen afgevoerd naar Duitsland
Duitse krijgsgevangen via Harlingen afgevoerd naar Duitsland
Op dit punt lag vroeger de Postbootsteiger. De aanlegplaats voor de veerdienst naar Vlieland en Terschelling. Deze veerdienst werd tijdens de oorlog 'gewoon' gebruikt. De haven van Harlingen werd na de oorlog gebruikt om Duitse krijgsgevangenen af te voeren naar Duitsland.
Veel Duitse militairen zijn in de laatste dagen voor de bevrijding via Harlingen gevlucht naar Noord-Holland, dat onderdeel was van “Festung Holland”. Dat gebeurde te voet en met rij- en voertuigen via de Afsluitdijk, maar ook met schepen via de haven van Harlingen.
Na de capitulatie van Nazi-Duitsland werd de haven gebruikt om Duitse krijgsgevangenen uit Noord-Holland naar Duitsland af te voeren. Friesland lag op de route. Van de circa 140.000 krijgsgevangen werden er op 21 mei ongeveer 25.000 met schepen en landingsvaartuigen vanuit Den Helder naar Harlingen overgebracht.
Het merendeel van de krijgsgevangenen werd vanaf 25 mei 1945 tot en met 5 juni 1945 in grote groepen over de Afsluitdijk naar Friesland geleid onder escorte van Canadese eenheden. In het gebied tussen Zurig, Witmarsum en Pingjum werd er een rustpauze ingelast. Daarna werd de voettocht hervat via Bolsward, Sneek, Akkrum, Beetsterzwaag, Siegerswoude en Bakkeveen richting Duitsland.
De Harlinger haven werd ook gebruikt om Nederlandse collaborateurs, die naar Terschelling waren gevlucht, door te sturen naar de verschillende interneringkampen. Zo werd op deze plek werd ook de naar Terschelling gevluchte NSB-burgemeester van Harlingen P.J.E. Dekker, weer aan wal gebracht.
-
Duitsers vreesden een “Normandië” in Harlingen
Duitsers vreesden een “Normandië” in Harlingen
De Duitsers hadden ter voorkoming van een landing, zoals in Normandië plaatsvond, de kust, ook bij Harlingen, op vele manieren "beschermd".
Een landing bij de Harlinger haven leek aannemelijk en daarom werd de stad aan de landzijde omgeven met Luftlande-hindernisse (obstakels die het landen van vliegtuigen onmogelijk maakten), Panzer-sperren (tankmuren) en mijnenvelden. Ook kon de spoorlijn worden gesloten.
Bij de ‘bescherming” aan de zeezijde werden onder meer 'Vorstrand Hindernisse', een constructie met drie poten van beton en ijzer waarop een ijzeren spiraalpunt was geplaatst, gebruikt. Deze "driepoten" werden in de zee geplaatst en staken bij eb boven het water uit maar waren bij vloed (hoog water) niet te zien. De bedoeling was dat bij een eventuele invasie de geallieerde landingsboten hierop vast zouden lopen.
Op deze plaats was een opslagplaats van deze driepoten op de haven.
Harlingers waren, ondanks de waarschuwingsborden ter plaatse, kennelijk niet zo onder de indruk van de mijnenvelden. Reden voor de NSB burgemeester door middel van aanplakbiljetten in de stad er voor te waarschuwen en met hechtenis te dreigen bij overtreden van het verbod om de gebieden te betreden.
Harlingen werd in de oorlog ook regelmatig door de Duitsers van de buitenwereld afgesloten, bijvoorbeeld als de Duitsers een landing of parachutisten verwachtten.
-
De dagen voor de bevrijding
De dagen voor de bevrijding
In de dagen voor de bevrijding hebben de Duitsers documenten vernietigd en (militaire) installaties vernield. Veel Duitsers probeerden via Harlingen de “Festung Holland” te bereiken. In deze dagen werd de bewegingsvrijheid voor de inwoners sterk beperkt.
In de nacht van vrijdag 13 op zaterdag 14 april verlieten de in Harlingen gedetacheerde Zoll-beambten de gebouwen aan de Voorstraat en de Zuidoostersingel, nadat ze eerst alle papieren hadden verbrand. Andere Duitse onderdelen volgden hun voorbeeld en trokken ook over de afsluitdijk of per schip naar “Festung Holland”.
Op 14 april maakte (waarnemend) politiecommandant, de opperluitenant P.A. Sanders bekend: ‘In opdracht van den plaatselijken gevechtscommandant wordt bekend gemaakt, dat het verboden is zich buiten uiterste noodzaak op straat op te houden. Stilstaan is absoluut verboden. Bij overtreding wordt door militaire patrouilles van de wapenen gebruik gemaakt.’
Diezelfde avond vielen er twee slachtoffers: de 24-jarige Sijbren Kuiper en zijn vrouw, Satske Kuiper-van Ingen. Toen hun hondje naar buiten was ontsnapt heeft de heer Kuiper aan zijn echtgenote aangegeven hem wel even te roepen, waarna hij de deur van hun kleine huisje aan de Steenhouwersstraat opende. De overbuurman stond ook in de deuropening en er ontstond een gezellig gesprek. Saskia was er ook bij gekomen en de hond was inmiddels teruggelopen.
Op de hoek van de Steenhouwersstraat zat een gewapende Duitser en toen de heer Kuiper zijn hoofd iets te ver buiten de deur stak werd hij dodelijk getroffen. Zijn vrouw, die achter hem stond, raakte aan haar voorhoofd gewond. Zij werd door de Duitsers naar het ziekenhuis gebracht en moest daar een nacht blijven. De kleine baby Piet werd echter in zijn bedje moederziel alleen achtergelaten. In de loop van de nacht hebben de achterburen, de familie Koster, de kleine baby Piet uit zijn bedje gehaald en meegenomen naar huis.
Op zaterdag 14 en zondag 15 april trok ook een bonte stoet van Duitsers en de met hun meegevluchte NSB‘ers, landwachters en andere landverraders in auto’s, met paard en wagen, fietsend of lopend door Harlingen richting de Afsluitdijk. Daarbij werden ook veehouders gedwongen om de vluchters te vervoeren. Van de veehouders uit Dantumadeel is bekend dat zij hen niet verder dan Harlingen hoefden te brengen en daarna weer naar huis konden terugkeren.
Het viel de bewoners op dat het vooral om erg jonge soldaten ging.
Op zondag 15 april mocht niemand meer op straat komen. Alleen tussen 16.00 en 18.00 uur werd het toegestaan om nog even boodschappen te doen. Die dag begonnen de nog in Harlingen achtergebleven Duitsers met het uitvoeren van vernielingen. Dit werd de volgende dag geïntensiveerd. Zo werden bruggen in de Midlumer- en Kimswerderweg opgeblazen.
Ondanks het straatverbod sloegen de Harlingen, omdat de Duitsers nog nauwelijks op de naleving van het uitgangsverbod toezagen, op verschillende plaatsen aan het plunderen in door Duitsers verlaten gebouwen, zoals het Koel- en vrieshuis waar een lading varkensvlees was opgeslagen. Ook plunderde men een goederentrein vol 40+ kaas, waarbij de tender van de locomotief werd verlost van grote briketten. Dat was niet zonder risico’s want op dat moment waren er nog wel zo’n vijfhonderd Duitsers in Harlingen aanwezig.
-
Van Wehrmachtlager naar interneringskamp voor collaborateurs
Van Wehrmachtlager naar interneringskamp voor collaborateurs
In 1941 bouwde de Wehrmacht op het kaatsveld van de k.v. Eendracht aan de Riedkade een barakkenkamp voor de militairen van de Marine Flak Abteilung 246. In dit voormalige Wehrmachtlager werd na de oorlog het interneringskamp Barka ingericht.
‘Barka’ was het barakkenkamp van de Marine Flak Abteilung 246 (Luchtafweergeschut). Het grootste deel van de oorlog bemanden kanonniers van de Marine Flak Abteilung 246 de batterijen op de eilanden, het hoofdkwartier zat hier in Harlingen.
Barka lag aan de Ried. Aan de andere kant van dit water lagen ten tijde van de bevrijding kwekerijen en boomgaarden. Omdat de brug over de Ried ter hoogte van de Midumerlaan door de Duitsers was vernield gingen de eerste infanteristen via de boomgaard van de familie Hoogland wadend door de Ried naar deze woonwijk, genaamd het Rode Dorp. Kort daarna hebben ze een noodbrug geslagen. De buurt werd daarna straat voor straat gezuiverd van Duitsers.Het barakkenkamp kreeg direct na de bevrijding al een andere bestemming. Er werd meteen begonnen met de herinrichting van het barakkenkamp tot interneringskamp. Het behield de naam Barka, en diende voortaan als interneringskamp voor “landverraderlijke” personen: mensen die verdacht werden van collaboratie met de bezetter (collaborateurs). Het ging hier om kleine verraders, NSB’ers, leden van het Nederlandse Volksdienst en de Nationaal Socialistische Vrouwen Organisaties en vrouwen die een relatie hadden (gehad) met een Duitse militair.
De Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waren in het begin verantwoordelijk voor de bewaking. Op 7 mei 1945 werd formeel het gezag overgedragen aan het Militair Gezag, maar de BS hielp ook nog om het kamp te bewaken.
Na de bevrijding werden eerst alleen “foute” Harlingers in Barka ondergebracht. Daarna volgden ook arrestanten die in het rechtsgebied Harlingen woonden of hadden gewoond. Zo werd ook de naar Terschelling gevluchte NSB-burgemeester Dekker op 8 juni 1945 naar Harlingen overgebracht en op 13 juli in Barka geplaatst. Daar zaten op dat moment ook al zeven andere NSB-burgemeesters.
Uiteindelijk werden ook uit andere provincies gevangenen in Barka geïnterneerd. Daaronder ook Duitse krijgsgevangenen en Nederlandse SS’ers. Zij werden ingezet om mijnenvelden en munitie te ruimen in de omgeving van Harlingen en de Afsluitdijk.
In Barka zijn in het begin vijfhonderd en later zelfs achthonderd personen tegelijkertijd geïnterneerd geweest. Het kamp Barka heeft tot 26 november 1946 gefunctioneerd.
-
De laatste schermutselingen in Harlingen
De laatste schermutselingen in Harlingen
De laatste schermutselingen bij de bevrijding van Harlingen vonden plaats bij het veilingterrein aan de Spoorstraat en bij het MAZa complex op de Kimswerderweg. Een incident met een vlammenwerper brak de weerstand van de Duitsers.
In 1941 is in opdracht van de Duitsers door een Harlinger aannemersbedrijf een geschut reparatiewerkplaats voor de Duitse Marine (Marine Flak Abteilung 246) gebouwd aan de Kimswerderweg in Harlingen. Dit zogenoemde MAZa-gebouw, Marine Artillerie Zeugambt, is ontworpen in de "Heimatstil", een landelijke bouwstijl. Die bouwstijl verwijst naar traditionele boerderijbouw in Duitsland. De Duitse bezetter paste deze stijl toe om militaire complexen vanuit de lucht te camoufleren. Door de Duitsers werd dit complex de “Siemens Werkstätte” genoemd.
Op 17 april om 04.30 uur hadden de Canadezen de stad in handen, er vonden alleen nog schermutselingen plaats bij het veilingterrein aan de Spoorstraat hier bij de MAZa. In de MAZa hadden zich ongeveer zestig Duitsers verschanst.
Een klein incident bracht snel verandering in de starre houding van de Duitsers. Bij het bijvullen van een Wasp vlammenwerper, in het zicht van de Duitsers, trok iemand onverwachts aan de trekker, waarna de vlammen eruit spoten. De Duitsers weifelden niet langer en gaven zich na 11.00 uur alsnog over aan de Canadezen.
Bij de bevrijding zijn zeker negen Duitsers gesneuveld en werden er ongeveer vierhonderd gevangen genomen. Aan de Canadese zijde vielen alleen twee lichtgewonden.
Sinds 2014 biedt dit gerenoveerde complex 14 woonlocaties met ondersteuning aan mensen die daardoor zelfstandig in hun woning kunnen wonen.
-
Oan Tafel | Proeflokaal
Oan Tafel | Proeflokaal -
Grand Cafe Jan!
Grand Cafe Jan! -
Artillerie bij Herbaijum
Artillerie bij Herbaijum
Voordat de Canadese infanteristen de aanval op Harlingen konden inzetten, moest eerst het 20 mm Flak en ander geschut worden uitgeschakeld.
Harlingen werd niet alleen aan de zeezijde door de Duitsers verdedigd maar ook aan de oostzijde waren er verdedigingswerken. Zo waren daar mijnenvelden aangelegd, was er een tankgracht gegraven en stond er op de Midlumerweg (nu: Midlumerlaan) ook een stuk 47 mm geschut opgesteld. Bovendien waren bij het bunkercomplex in de Engelse Tuin ook betonnen bunkers en mitrailleurnesten aangelegd. Op de tekeningen hieronder zijn de alle Duitse verdedigingswerken weergeven.
De artillerie en de zoeklichten die, die nacht van 16 op 17 april het luchtruim boven Harlingen verlichtten, waren in de omgeving van Herbaijum opgesteld. De beschieting werd uitgevoerd door het 14th Field Regiment en 7th Medium Regiment Royal Canadian Artillery. En werd van de kant van de weg bij een boerderij voorbij het Oude Station geleid.
Na de beschieting, waarbij zes van de negen 40-mm kanonnen door voltreffers werden uitgeschakeld, trokken de circa negenhonderd infanteristen van de Highland Infantry of Canada ondersteund door Sherman tanks van de Sherbrooke Fusiliers op richting Harlingen.
De professionele wijze waarop onder andere vanuit de jeep de beschieting werd geleid en het vuur zo nodig werd verlegd maakte grote indruk op de Harlinger sectiecommandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, de heer Heeger. Dat gold ook voor de nonchalant fluitende en rokende Canadezen die, in tegenstelling tot wat ze gewend waren van de Duitse militairen, aan beide zijden van de weg voorbij trokken in de richting van Harlingen.
-
Oorlogsgraven geallieerde vliegers
Oorlogsgraven geallieerde vliegers
Om Nazi-Duitsland te kunnen verslaan werden dag en nacht bombardement uitgevoerd op Duitse steden, industriegebieden en andere doelen. Op deze begraafplaats liggen zes geallieerde vliegers begraven die om het leven kwamen toen hun vliegtuig boven Friesland werd neergehaald door een Duitse nachtjager.
Op 13 mei 1943 om 23.17 uur vertrok vanaf RAF basis Linton-on-Ouse (bij York) de Halifax JB924 bommenwerper van het No. 78 Squadron RAF. Het toestel was onderdeel van een grote formatie vliegtuigen. Het doel van die nacht was de stad Bochum in Duitsland. Op de terugweg werd het toestel onderschept door een Duitse Messerschmitt Bf 110 nachtjager afkomstig van Fliegerhorst Leeuwarden.
De piloot was Major Helmut Lent, een rijk gedecoreerde luchtaas. Hij kreeg de Halifax al snel in zijn vizier en opende het vuur. De Halifax raakte daardoor vrijwel onbestuurbaar en was feitelijk verloren. Inmiddels bevond het toestel zich boven de Waddenzee. Pilot Officer Richard Edward Bragg deed nog een uiterste poging om het vliegtuig landinwaarts te draaien. Tijdens die manoeuvre viel de zuurstofvoorziening uit en raakte de volledige bemanning tijdelijk buiten bewustzijn.Daarop stortte het toestel naar beneden. Piloot Bragg kwam weer bij toen de Halifax nog slechts honderden meters van de grond verwijderd was. Zijn bevel om onmiddellijk te springen kon alleen nog door de navigator John Miller Farrell en de bommenrichter Harry Gell worden opgevolgd.
Gell landde met zijn parachute bij Schalsum. Ondanks een gebroken enkel zag hij kans om naar de boerderij van Attema te kruipen. Gezien zijn medische toestand en de wetenschap dat hij de familie Attema in gevaar zou brengen, bracht hem tot het besluit om zich aan de Duitsers over te geven.
Farrell kwam bij het verlaten van het vliegtuig om het leven. Waarschijnlijk heeft hij tijdens de sprong het vliegtuig geraakt.
Bragg en de rest van de bemanning kwamen om het leven toen de Halifax 14 april om 2.55 uur neerstortte in de Holleweg in Wijnaldum.
Sippie van der Meulen uit Wijnaldum was getuige van de crash:
'We zagen het vliegtuig branden. Het leek op dat moment alsof de hele wereld in brand stond. Toen we de dag daarna uit school kwamen, gingen we kijken. Er hing een Engelsman in een boom. Hij had een kapje op en een leren jas met een bontkraag aan. Het stonk daar vreselijk, volgens mij was de ontbinding al aan de gang. Op de dag van de begrafenis huilde iedereen. Wij huilden ook mee, want we vonden het wel zielig.'Tijdens de oorlog werden ruim vierhonderd geallieerde vliegtuigen boven Friesland neergehaald. Hierbij kwamen honderden bemanningsleden om het leven.
Bij de crash van Halifax JB924 kwamen om het leven:
De Canadezen:
-
Warrant Officer Class ll John Miller Farrell (begraven op het Kerkhof bij de Protestante kerk in Dongjum)
-
Flight Sergeant Allan Alfred Kew
De Britten:
-
Sergeant David Baxter
-
Pilot Officer Richard Edward Bragg
-
Flight Lieutenant Robert Grey
-
Sergeant Rodger David Matches
-
Sergeant Edwin Pritchard
-
Midlum en de aanval op Harlingen
Midlum en de aanval op Harlingen
In de avond van 16 april 1945, net voor half acht,begon de Canadese artillerie met een beschieting van de Duitse posities in Harlingen.
De kerktoren in Midlum heeft tijdens de beschieting als waarnemingspost gediend van het 14th Field Regiment Royal Canadian Artillery. De toren werd bemand door een aantal Canadezen met een radiozender en stafkaarten. De Duitsers schoten vanuit Harlingen terug en de toren is daarbij tweemaal getroffen. Daarbij raakten de Canadese officieren lieutenant colonel George Alleyne Browne, lieutenant Gordon Edward Whitaker gewond. Whitaker werd bij de beschieting verwond aan zijn ruggengraat en raakte daardoor levenslang verlamd. Hij wordt met de drie inwoners van Midlum die tijdens de oorlog zijn omgekomen geëerd op het oorlogsmonument bij de kerk. Browne, de commandant van het 14th Field Regiment, raakte slechts licht gewond en kon zijn taak direct weer hervatten.
Verder is ook een Auster verkenningsvliegtuig ingezet waarmee vanuit de lucht waarnemingen werden verricht. Dat was een klein tweepersoonsvliegtuigje dat langzaam kon vliegen en daarmee uitermate geschikt was voor artillerieverkenning. De piloot en de waarnemer zaten daarbij naast elkaar en gaven hun waarnemingen via de radio door aan de vuurleiding. De vuurleider zat samen met de sectiecommandant Cleem Heeger in een jeep langs de kant van de weg bij een boerderij vlak bij het Oude Station aan de Harlingerstraatweg vlak achter Midlum. Heeger heeft later over het verkenningsvliegtuig gezegd dat het verkenningsvliegtuig zo langzaam vloog dat “het leek alsof het stilstond in de lucht”.
Dat de Canadezen de beschietingen zo nauwkeurig en gericht hebben kunnen uitvoeren, is echter vooral te danken aan de kaarten van Harlingen gemaakt door Arie Veth. De Bureauhouder van de Geheime Dienst Nederland (GDN) J.C.A.H. van Stapele, die de kaarten naar de Canadezen heeft gebracht, schrijft hierover in zijn verslag: ‘Dankzij de nauwkeurig in kaart gebrachte Duitse geschutstellingen heeft de Canadese artillerie van Harlingen geen puinhoop behoeven te maken, doch met slechts luttele welgerichte salvo’s de Duitsers tot overgave gedwongen’.Een andere reden dat de Duitse posities snel en effectief konden worden uitgeschakeld was het optreden van het B Squadron van het 7th Reconnaissance Regiment Duke of Yorks Royal Canadian Hussars. Door Duits vuur uit te lokken, kon 7th Reconnaissance Regiment vanuit Midlum enkele posities van de Duitsers vaststellen. De coördinaten werden doorgegeven aan de artillerie. Commandant Major Charles Wesley MacLean werd onder meer vanwege dit moedige optreden bij Midlum, op 10 november 1945 onderscheiden met de Distinguished Service Order (DSO).
De aanval op Harlingen begon vlak voordat de artillerie zou zwijgen. Vanaf 20.00 uur zette de infanterie van de Highland Light Infantry of Canada, ondersteund door tanks van de Sherbrooke Fusiliers de aanval in. Tijdens zware gevechten wisten de Canadezen rond 22.30 uur de binnenstad binnen te dringen. Op 17 april om 4.30 uur in de ochtend waren de Duitsers in de stad verslagen. Circa vijfhonderd van hen werden gevangengenomen.
-
Vuurtoren van Harlingen
Vuurtoren van Harlingen -
Havenkraan van Harlingen
Havenkraan van Harlingen -
Zeehuisje Wachter
Zeehuisje Wachter -
Zeehuisje Ahoy
Zeehuisje Ahoy