Locaties
991 t/m 1020 van 1199 resultaten
-
Het lage noorden
Het lage noorden -
Theetuin Kleine-Lijn
Theetuin Kleine-Lijn -
Natuurgebied It Bûtefjild
Natuurgebied It Bûtefjild -
De Stenen Man
De Stenen Man -
De Stenen Vrouw
De Stenen Vrouw -
Dynamiek van de haven
Dynamiek van de haven -
Stadsmaquette
Stadsmaquette -
No Return
No Return -
't Jonkje
't Jonkje -
Scheepsvormen
Scheepsvormen -
De Tobbedanser
De Tobbedanser -
Broken Jug
Broken Jug -
Bouwe Smits
Bouwe Smits -
Vier Leeuwen
Vier Leeuwen -
Simon Stijl
Simon Stijl -
Anton Wachter
Anton Wachter -
Rikus Poes
Rikus Poes -
Aukje in Harlingen
Aukje in Harlingen -
Vogels
Vogels -
Vrouw met duiven
Vrouw met duiven -
Duende
Duende -
Benthe
Benthe -
Sint-Joris en de draak
Sint-Joris en de draak -
Dolfijntje
Dolfijntje -
Hotze Schuil
Hotze Schuil -
Midlum en de aanval op Harlingen
Midlum en de aanval op Harlingen
In de avond van 16 april 1945, net voor half acht,begon de Canadese artillerie met een beschieting van de Duitse posities in Harlingen.
De kerktoren in Midlum heeft tijdens de beschieting als waarnemingspost gediend van het 14th Field Regiment Royal Canadian Artillery. De toren werd bemand door een aantal Canadezen met een radiozender en stafkaarten. De Duitsers schoten vanuit Harlingen terug en de toren is daarbij tweemaal getroffen. Daarbij raakten de Canadese officieren lieutenant colonel George Alleyne Browne, lieutenant Gordon Edward Whitaker gewond. Whitaker werd bij de beschieting verwond aan zijn ruggengraat en raakte daardoor levenslang verlamd. Hij wordt met de drie inwoners van Midlum die tijdens de oorlog zijn omgekomen geëerd op het oorlogsmonument bij de kerk. Browne, de commandant van het 14th Field Regiment, raakte slechts licht gewond en kon zijn taak direct weer hervatten.
Verder is ook een Auster verkenningsvliegtuig ingezet waarmee vanuit de lucht waarnemingen werden verricht. Dat was een klein tweepersoonsvliegtuigje dat langzaam kon vliegen en daarmee uitermate geschikt was voor artillerieverkenning. De piloot en de waarnemer zaten daarbij naast elkaar en gaven hun waarnemingen via de radio door aan de vuurleiding. De vuurleider zat samen met de sectiecommandant Cleem Heeger in een jeep langs de kant van de weg bij een boerderij vlak bij het Oude Station aan de Harlingerstraatweg vlak achter Midlum. Heeger heeft later over het verkenningsvliegtuig gezegd dat het verkenningsvliegtuig zo langzaam vloog dat “het leek alsof het stilstond in de lucht”.
Dat de Canadezen de beschietingen zo nauwkeurig en gericht hebben kunnen uitvoeren, is echter vooral te danken aan de kaarten van Harlingen gemaakt door Arie Veth. De Bureauhouder van de Geheime Dienst Nederland (GDN) J.C.A.H. van Stapele, die de kaarten naar de Canadezen heeft gebracht, schrijft hierover in zijn verslag: ‘Dankzij de nauwkeurig in kaart gebrachte Duitse geschutstellingen heeft de Canadese artillerie van Harlingen geen puinhoop behoeven te maken, doch met slechts luttele welgerichte salvo’s de Duitsers tot overgave gedwongen’.Een andere reden dat de Duitse posities snel en effectief konden worden uitgeschakeld was het optreden van het B Squadron van het 7th Reconnaissance Regiment Duke of Yorks Royal Canadian Hussars. Door Duits vuur uit te lokken, kon 7th Reconnaissance Regiment vanuit Midlum enkele posities van de Duitsers vaststellen. De coördinaten werden doorgegeven aan de artillerie. Commandant Major Charles Wesley MacLean werd onder meer vanwege dit moedige optreden bij Midlum, op 10 november 1945 onderscheiden met de Distinguished Service Order (DSO).
De aanval op Harlingen begon vlak voordat de artillerie zou zwijgen. Vanaf 20.00 uur zette de infanterie van de Highland Light Infantry of Canada, ondersteund door tanks van de Sherbrooke Fusiliers de aanval in. Tijdens zware gevechten wisten de Canadezen rond 22.30 uur de binnenstad binnen te dringen. Op 17 april om 4.30 uur in de ochtend waren de Duitsers in de stad verslagen. Circa vijfhonderd van hen werden gevangengenomen.
-
Van Wehrmachtlager naar interneringskamp voor collaborateurs
Van Wehrmachtlager naar interneringskamp voor collaborateurs
In 1941 bouwde de Wehrmacht op het kaatsveld van de k.v. Eendracht aan de Riedkade een barakkenkamp voor de militairen van de Marine Flak Abteilung 246. In dit voormalige Wehrmachtlager werd na de oorlog het interneringskamp Barka ingericht.
‘Barka’ was het barakkenkamp van de Marine Flak Abteilung 246 (Luchtafweergeschut). Het grootste deel van de oorlog bemanden kanonniers van de Marine Flak Abteilung 246 de batterijen op de eilanden, het hoofdkwartier zat hier in Harlingen.
Barka lag aan de Ried. Aan de andere kant van dit water lagen ten tijde van de bevrijding kwekerijen en boomgaarden. Omdat de brug over de Ried ter hoogte van de Midumerlaan door de Duitsers was vernield gingen de eerste infanteristen via de boomgaard van de familie Hoogland wadend door de Ried naar deze woonwijk, genaamd het Rode Dorp. Kort daarna hebben ze een noodbrug geslagen. De buurt werd daarna straat voor straat gezuiverd van Duitsers.Het barakkenkamp kreeg direct na de bevrijding al een andere bestemming. Er werd meteen begonnen met de herinrichting van het barakkenkamp tot interneringskamp. Het behield de naam Barka, en diende voortaan als interneringskamp voor “landverraderlijke” personen: mensen die verdacht werden van collaboratie met de bezetter (collaborateurs). Het ging hier om kleine verraders, NSB’ers, leden van het Nederlandse Volksdienst en de Nationaal Socialistische Vrouwen Organisaties en vrouwen die een relatie hadden (gehad) met een Duitse militair.
De Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waren in het begin verantwoordelijk voor de bewaking. Op 7 mei 1945 werd formeel het gezag overgedragen aan het Militair Gezag, maar de BS hielp ook nog om het kamp te bewaken.
Na de bevrijding werden eerst alleen “foute” Harlingers in Barka ondergebracht. Daarna volgden ook arrestanten die in het rechtsgebied Harlingen woonden of hadden gewoond. Zo werd ook de naar Terschelling gevluchte NSB-burgemeester Dekker op 8 juni 1945 naar Harlingen overgebracht en op 13 juli in Barka geplaatst. Daar zaten op dat moment ook al zeven andere NSB-burgemeesters.
Uiteindelijk werden ook uit andere provincies gevangenen in Barka geïnterneerd. Daaronder ook Duitse krijgsgevangenen en Nederlandse SS’ers. Zij werden ingezet om mijnenvelden en munitie te ruimen in de omgeving van Harlingen en de Afsluitdijk.
In Barka zijn in het begin vijfhonderd en later zelfs achthonderd personen tegelijkertijd geïnterneerd geweest. Het kamp Barka heeft tot 26 november 1946 gefunctioneerd.
-
Rollsperre in Harlingen
Rollsperre in Harlingen
Harlingen was onderdeel van de Duitse kustverdediging. Dit betekende dat de bezetter maatregelen had getroffen om te kunnen optreden tegen landingen vanuit zee, aanvallen over land en landingen vanuit de lucht. Er waren verschillende versperringen aangelegd op wegen en op het spoor. Buiten de stad waren mijnenvelden en zogenoemde ‘Luftlandehindernisse’ (obstakels bedoeld om luchtlandingen te voorkomen) aangelegd.
Veel wegverkeer tussen Franeker en Harlingen kwam vroeger over de Midlumerweg (nu de Midlumerlaan). Het Van Harinxmakanaal en de Tjerk Hiddessluizen waren nog niet aangelegd.
Hier op de Midlumerweg hadden de Duitsers bij de brug over de Ried een zogenoemde Rollsperre geplaatst. Dat was een wegversperring waarbij de doorgang werd afgesloten met een grote ronde steen die in de opening kon worden gerold.
Bij de bevrijding hebben de Canadezen Harlingen met artillerie beschoten. Ook deze versperring was daarbij een doelwit omdat het op de belangrijkste toegangsweg naar de stad lag en de bezetter daar vrijwel zeker troepen had geplaatst. Op één van de twee toegangswegen aan de zuidkant van Harlingen, de Westerzeedijk, was ook zo’n Rollsperre geplaatst.
Na de oorlog werden de versperringen door de Royal Canadian Engineers gesloopt.
-
Bunkers van de Atlantikwall in Harlingen
Bunkers van de Atlantikwall in Harlingen
De bunkers in Harlingen maakten deel uit van de Atlantikwall: de ruim 6.000 kilometer lange Duitse verdedigingslinie van Noorwegen tot Spanje.
De Atlantikwall geldt als een van de grootste bouwwerken van de twintigste eeuw. De linie werd gebouwd in de jaren 1942 tot en met 1945 om een geallieerde invasie van het West-Europese vasteland vanuit zee onmogelijk te maken. De Atlantikwall was een serie losstaande, zelfstandige en aan alle kanten te verdedigen kleinere en grotere steunpunten die elkaar vuurondersteuning konden geven. In veel gevallen bestonden ze uit bomvrije bunkers, soms met een muur- en dakdikte van zeker twee meter gewapend beton. Door een gebrek aan arbeidskrachten, materieel en brandstof waren er vanaf 1 mei 1943 in Nederland slechts 510 bunkers van de geplande 2000 opgeleverd.
Harlingen werd in 1939 al voorzien als uitvalsbasis voor de door de Luftwaffe noodzakelijk geachte bezetting van de eilanden Terschelling, Vlieland en Ameland.
In 1942 werd de leiding van de kustverdediging overgedragen aan de marinetroepen in de stad Groningen. De Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden, General der Flieger, Friedrich Christiansen, bracht in 1943 een bezoek aan Harlingen en haar Hafenkapitän. Christiansen hield een landing zoals bij Normandië op de eilanden en bij de havenstad Harlingen voor mogelijk en maakte zich zorgen over de geringe gevechtskracht van de Wehrmacht ter plaatse.
In de Engelse Tuin in Harlingen ligt nog een Duitse bunker die onderdeel uitmaakte van de Atlantikwall. De bunker is twintig meter lang en vijf meter breed.
Deze bunker behoort tot de in totaal 27 bunkers in Harlingen. Het betreft de Commandopost Verbindingen – “Gefechtsstand” het zenuwcentrum tussen Kornwerderzand, Zurich en Franker – waarvandaan de Duitsers de Friese kustverdediging controleerden. De “Gefechtsstand” in de Engelse Tuin werd beschermd door drie kleinere bunkers, de zogenoemde. Tobruks. Dit waren kleine bunkertjes van gewapend beton waarin meestal eenmachinegeweer was opgesteld. Uiteindelijk bleek de bunker voor de Canadezen nauwelijks een hindernis bij de zuivering van de stad.
Na een korte artilleriebeschieting waadde de infanterie van de Highland Light Infantry of Canada in de avond van 16 april 1945 bij de Riedkade door de Ried. Met steun van een aantal Sherman tanks van de Sherbrooke Fusiliers werden de Duitsers aan de rand van Harlingen teruggedrongen. Eenmaal in de stad richtte de D Company van Captain William Douglas Tipper zich op de Franekerpoortsbrug en de Engelse Tuin. Vanwege de opgeblazen bruggen konden de tanks de stad niet in, maar dit lukte een aantal carriers wel. Deze lichte pantservoertuigen bewapend met een zwaar machinegeweer waren welkom in de stadsgevechten.
Rond 22.00 uur waren de Canadezen diep in het centrum doorgedrongen. Hierna werd de wil van de Duitsers om nog door te vechten snel gebroken. Omstreeks 4.30 uur was de stad in Canadese handen. Ook de Duitsers in de versterkte Engelse Tuin hadden de Canadezen niet kunnen ophouden.
Toen de Engelse Tuin in 2009 opnieuw werd ingericht was de bunker even zichtbaar. De drie Tobruks zijn allemaal met aarde opgevuld, maar nog steeds te zien. Eén ervan bevindt zich vlak bij de Hoogstraat, de andere twee liggen in het midden van de tuin.
De Engelse Tuin is aangelegd op het oude bolwerk, dat hoog boven de omgeving uittorende, en was daardoor een ideale plaats om de bunkers aan te leggen. De Tobruks waren verstopt in het park en daardoor van boven minder goed zichtbaar maar vanuit de bunker hadden de Duitsers ruim zich over de omgeving.
-
Vernielingen om de opmars van de geallieerden te vertragen
Vernielingen om de opmars van de geallieerden te vertragen
Op zondag 15 april begonnen de Duitsers diverse vernielingen uit te voeren om de opmars van de geallieerden te vertragen. Daarbij werden bruggen opgeblazen en schepen tot zinken gebracht.
In Harlingenwaren ruim vierhonderd Duitse soldaten achtergebleven die het bevel kregen de stad te verdedigen tegen de oprukkende Canadese troepen. Op 15 april begonnen ze met het uitvoeren van de vernielingen. De bruggen in de Midlummerweg over de Ried, de Kimswerderweg over de Bolswardervaart en de spoorbrug over de Achlumervaart werden opgeblazen.
De bezetter bracht schepen tot zinken in de Havenmond en in de Nieuwe Willemshaven om scheepvaart vanaf de Waddenzee te bemoeilijken. Ook de motoren van de scheepswerf, de kranen en de drijvende bok werden vernield. De werf en de haveninstallaties zelf bleven wel gespaard.
Om de opmars over het binnenwater te vertragen werden in de Zuiderhaven voor de Kleine Sluis en in de Noorderhaven voor de Grote Sluis eveneens schepen tot zinken gebracht. Deze sluizen waren de enige toegangen van het achterland van Friesland over het water naar de Waddenzee. Het nu bestaande Van Harinxmakanaal en de Tjerk Hiddessluizen zijn pas na de oorlog aangelegd. Tot slot werden ook bij de Havenbrug en de Prins Hendrikbrug verschillende schepen in de grond geboord. Al met al waren er in Harlingen door de bezetter zeventien vaartuigen afgezonken.
Dat de vernielingen veel groter hadden kunnen zijn blijkt uit de verklaring van de tooenmalige Hafenkapitän Leutnant zur See dr. Hans Günter Heinze in 1983 waarin hij hierover heeft verklaard:
“Ich habe übrigens später als Hafenkapitän von Harlingen dafür sorgen können, dass dort die Kaimauern nicht wie vorgesehen gesprengt wurden, sondern nur als kleineres Übel ein paar Kahnne dort versenkt würden, und ein Schiff in der Hafeneinfahrt.
Auch wollte der Kommandeur der dortigen Marine-Artillerie, als Orts-Kommandeur dort, noch den Wasserturm sprengen und die Schleussen, um ganz Friesland, wie er meinte, unter Wasser zu setzen. Erst auf meinen Einwand, ob er wWohl meine, dass die Kanadier dann aus Furcht vor dem Verdursten den Vormarsch einstellen würden, und dass er, wenn er den kühnen Plan habe, durch die kleinen Schleussen ganz Friesland unter Wasser zu setzen, dass er doch dann die Schleussen intakt lassen müsse, um sie bei Ebbe zu schlieβen, unterblieb der ganze Spuk. Zur Richtigstellung, er wollte nur die Umgebung von Harlingen unter Wasser zur Verteidigung der Stadt setzen, wusste aber gar nicht, daβ das Hinterland ein groβer, Friesland umfassender, Polder ist.”.
Bij de Canadese artilleriebeschieting van Harlingen op 16 april was ook de haven een belangrijk doelwit omdat hier nog Duits geschut stond opgesteld. De sleepboot “Edzo Jan” waarmee de Hafenkapitän en enkele andere Duitsers probeerden te ontvluchten werd vanuit tijdens de bevrijding vanuit de lucht ontdekt en door Canadese artilleriebeschietingen geraakt. Daarbij vielen aan boord enkele doden en het schip keerde daarna naar de haven terug.